Nabijheidspolitie: samen veiligheid scheppen om vertrouwen te herstellen
Je werkt aan een project rond nabijheidspolitie. Wat is dat precies?
Veel mensen denken dat nabijheidspolitie niets anders is dan een bijkomende politiedienst die men aan het werk zet in de wijken, dicht bij de mensen. De werkelijkheid is een stuk complexer.
Om te beginnen is nabijheidspolitie een filosofie die iedereen die bij een veiligheidsdienst werkt moet begrijpen en integreren, en dan bedoel ik: politie, rijkswacht, water- en bosbeheer, enz. Nabijheidspolitie is bovendien preventief bedoeld: het gaat niet om ingrijpen ter bestrijding van crimineel gedrag, maar om voorkomen dat zo’n gedrag zich voordoet.
Zo komen we vanzelf bij een derde eigenschap van nabijheidspolitie: ze berust namelijk op vertrouwen tussen de bevolking en de ordediensten. Dat vertrouwen is onontbeerlijk voor de informatiedoorstroming. In Burkina Faso is het wantrouwen tegenover de politie groot. We hebben er dus voor moeten ijveren om het vertrouwen te herstellen, om voor meer contacten te zorgen.
Zo hebben we een overlegmechanisme opgezet om, regelmatig of ad hoc, afhankelijk van de behoeften, bijeenkomsten te organiseren. Wij hebben er ook voor gezorgd dat de ordediensten beseffen dat zij tegenover burgers duidelijk moeten zijn over wat ze aanvangen met doorgespeelde informatie. Mensen moeten weten dat wat zij gedaan of meegedeeld hebben, geholpen heeft om de ene of andere daad te voorkomen. Dat helpt het vertrouwen te versterken.
“Kinderen die met niets omhanden op straat rondhangen, dat is nooit een goede zaak. Met de hulp van de plaatselijke gemeenschap hebben wij een ‘vakantiekamp’ van twee weken georganiseerd voor een honderdtal kinderen tussen 8 en 17 jaar.”
Kun je daar concrete voorbeelden van geven?
Ons project loopt in de regio Centre-Est, die grenst aan Ghana en Togo. Veel gezinnen hadden er een grensoverschrijdend handeltje: de man was ambtenaar of werknemer, de echtgenote stond in voor het handeltje. Maar als gevolg van terrorisme en de coronapandemie gingen de grenzen dicht en droogde deze bron van inkomsten op.
Veel gezinnen hadden niet meer de middelen om hun kinderen naar school te laten gaan. Kinderen die met niets omhanden op straat rondhangen, dat is nooit een goede zaak. Met de hulp van de plaatselijke gemeenschap hebben wij een ‘vakantiekamp’ van twee weken georganiseerd voor een honderdtal kinderen tussen 8 en 17 jaar.
Het doel was niet alleen hen bezig te houden, maar we wilden hen tegelijk via allerlei activiteiten bewustmaken voor de risico’s van hun situatie, voor straatcriminaliteit en de verschillende strafbare feiten waarbij zij als dader of slachtoffer betrokken kunnen raken, maar ook voor de risico’s van rekrutering door terreurgroepen. Het kamp was zo’n succes dat we helaas het aantal inschrijvingen hebben moeten beperken.
Een van onze succesverhalen was een kind dat eigenlijk al een kleine straatcrimineel geworden was. Hij is één dag naar ons vakantiekamp gekomen, maar de dag nadien zagen we hem niet terug omdat hij een diefstal gepleegd had. De Koglweogo, een traditionele militie, hadden er lucht van gekregen en hem gearresteerd. We hebben dan een onderhandelaar op hen af kunnen sturen om dat kind vrij te krijgen.
Hij is teruggekeerd naar het kamp en is ijverig blijven deelnemen. Achteraf lieten zijn ouders ons weten dat de relatie met hun kind was verbeterd en dat hij er zelfs mee had ingestemd opnieuw naar school te gaan.
Die traditionele milities maken deel uit van Burkina Faso. Wat onderneem je om ze in dit project te integreren?
Voor ons maken milities zoals de Koglweogo deel uit van wat wij ‘plaatselijke veiligheidsinitiatieven’ noemen. Er is voor hen dus plaats in ons project.
Wij hebben sommigen onder hen zo ver gekregen dat ze zich vragen stellen over hun praktijken (n.v.d.r.: de Koglweogo arresteren vermeende misdadigers, ranselen hen soms af en leggen als straf boetes op, naast het herstellen van de aangerichte schade). Wij onderhouden bijvoorbeeld uitstekende relaties met het hoofd van de Koglweogo in de provincie Boulgou. Doordat wij kozen voor een aanpak waarbij in plaats van confrontatie discussie en uitwisseling centraal staan, konden wij een heuse dialoog tot stand brengen. In die mate zelfs dat er nu een kern is die samenwerkt met de veiligheidsdiensten.
De essentie van wat wij doen is onze doelstellingen verzoenen met de concrete noden op het terrein. Dit betekent dat we met alle actoren moet praten: politiediensten, plaatselijke overheden, plaatselijke veiligheidsinitiatieven, organisaties van het maatschappelijk middenveld, traditionele leiders, enz.
Voor mij berust het welslagen van een project op de betrokkenheid van alle belanghebbenden. Aan al wie meedoet laten zien dat ze in staat zijn de touwtjes in handen te nemen. De banden tussen bevolking en veiligheidsdiensten versterken helpt bijvoorbeeld niet alleen om de criminaliteit terug te dringen, maar ook om conflicten tussen mensen op te lossen voor ze tot geweld leiden. Uiteindelijk vaart de maatschappelijke samenhang er wel bij. En het garandeert dat alle partijen meewerken om samen te bouwen aan meer veiligheid voor iedereen.
Heeft de politieke situatie een impact gehad op je project?
Globaal gesproken wel. Uiteraard vinden ‘veiligheidsprojecten’, zoals de nabijheidspolitie, plaats onder het gezag van de minister van Veiligheid en met medewerking van de Algemene Directie van de Nationale Politie en de Staf van de Gendarmerie, waar momenteel allemaal andere mensen zitten. Er is dus op dat niveau een impact, en een dialoog die hersteld moet worden.
Maar de overgangsregering heeft ook bijzondere delegaties in het leven geroepen om op het terrein met de gemeenten samen te werken. Daarin vinden wij de belanghebbenden terug die al onze partners zijn op het terrein. Op operationeel niveau gaan we dus door met de lopende activiteiten.
Op strategisch niveau hebben wij wat vertraging opgelopen omdat we eerst willen weten wie onze gesprekspartners zullen zijn. We moeten bijvoorbeeld werken aan lokale veiligheidsplannen of veiligheidsaspecten opnemen in lokale ontwikkelingsplannen. Maar we wachten nog tot de bijzondere delegaties vastliggen en benoemd zijn. Toch denk ik dat dit alles in de goede richting zal evolueren.
“Ordediensten beseffen nu dat ze tegenover burgers duidelijk moeten zijn over wat er gebeurt met doorgespeelde informatie. Mensen moeten weten dat wat zij gedaan of meegedeeld hebben, helpt om de ene of andere daad te voorkomen. Dat versterkt het vertrouwen.”
Hoe ga je ervoor zorgen dat je initiatieven na afloop van het project blijven doorgaan?
Daar zijn we al vanaf de start van het project mee bezig. Neem het voorbeeld van dat ‘vakantiekamp’ voor jongeren. Al bij het begin hebben we de sociale actie, een provinciale dienst is dat, erbij betrokken. Een dame van de sociale actie heeft zich beziggehouden met het beheer van het eerste kamp. Wij hebben ook samengewerkt met een vereniging die het ‘kinderparlement’ wordt genoemd en die zelf onder de paraplu van de sociale actie valt. Het idee is trouwens ontstaan tijdens gesprekken met die vereniging.
Wij hebben de betrokken partijen bijeengebracht en hulp geboden bij het formaliseren, de omkadering en de uitvoering van dit initiatief. Aangezien het nu in handen van de sociale actie ligt, raakt dit initiatief geleidelijk verspreid over de regio, en we weten dat het na ons vertrek zal worden voortgezet.
Wij proberen bij al wat we doen dezelfde filosofie te volgen. Zo is er niet alleen dialoog met de verantwoordelijken van de Koglweogo, maar ook met hun basis. En we trachten bruggen te slaan tussen hen en de veiligheidstroepen. Ook werken we vaak met de traditionele stamhoofden. Wanneer we in een nieuwe gemeente aankomen, zijn zij trouwens de eerste mensen die we zien. Als je de steun van het stamhoofd geniet, gaan de zaken een stuk makkelijker.
Het welslagen en de bestendiging van ons project berust op de betrokkenheid van de partners, maar ook op onze filosofie, die tegelijk aansluit bij de behoeften van de bevolking en bij die van de veiligheidstroepen, en die iedereen van meet af aan betrekt.